Literatuur
- Struick, J.E.A.L., Utrecht door de eeuwen heen. Utrecht, Antwerpen (Spectrum), 1971. [400 blz. ISBN 90.274.8218.7]. Hierin: blz. 49, 50, 319, 322
- Kipp, Frans, "Geertekerk: resultaat van een verhuizing". In: Nieuwsbrief Bouwhistorie, 10-2022 [nr 73], extra nummer, [ISSN 1872.602X; 93 blz.],
hierin blz. 51-54 ("Bij het graven van de stadsgrachten na de bevestiging van het stadsrecht in
1122 werden, behalve het kerkelijk centrum rond de Dom en de
kapittelimmuniteiten daaromheen, de bestaande nederzettingen rond de Buurkerk (Stathe), Jacobikerk en
Nicolaïkerk binnen de wallen opgenomen, maar werd de nederzetting Springwijk rond de Geertekerk
door de westelijke stadsgracht doorsneden. Daarbij kwam de
Geertekerk
zelf buiten de omgrachting te liggen, maar bleef ook voor het binnen de wal opgenomen oostelijke deel als parochiekerk functioneren.
Deze scheiding bleef anderhalve eeuw bestaan. Binnen die periode lijkt de tufstenen Smeetoren
tot een tijdelijke 'stadspoort voor lokaal gebruik' te zijn verbouwd, om de gespleten gemeenschap niet al te zeer te ontrieven.
Korte tijd later zal hij weer zijn dichtgemetseld.
Aan de overkant van de Catharijnesingel bleef nog eeuwenlang het vroegere kerkhof voortbestaan.
Rond het midden van de dertiende eeuw werd kennelijk besloten de Geertekerk en de resterende gemeenschap daaromheen veiligheidshalve binnen de
stadsmuur te brengen. [...] Het verplaatsen en verhuizen van houten huizen was in de middeleeuwen een gangbare praktijk."
De verplaatsing van de kerk naar de de huidige locatie
binnen de stadsmuur was in dit geval letterlijk, en betrof dus niet alleen de functie.
Dat is heel uitzonderlijk. Het tufstenen gebouw werd steen voor steen gedemonteerd en binnen de stad weer opgebouwd op een nieuwe bakstenen
fundering. Rond 1850 tekende Eyck van Zuylichem de plattegrond en scheef erbij "De pilaren en muren daarboven zijn van tufsteen en veel
ouder dan de buitenmuren, toren en koor". In 1860 werden de grote bogen in de zijmuren van het (midden)schip uitgehakt, ten koste van veel
tufsteen. Tussen 1260 en 1270 was de toren aan de westzijde toegevoegd. "In tegenstelling tot de andere drie parochiekerken heeft de Geertekerk
altijd een bescheiden en haast dorps karakter behouden.")
(klik hier voor deze tekst, PDF, 1,3 MB)
- Registervermelding MOU: "Smeetoren", in: Maandblad Oud-Utrecht, 1943-1945, blz. 64.
- Prakken, J., "De oorsprong van de Wittevrouwenpoort". In: Maandblad Oud-Utrecht, [01-] 1953, blz. 7-8
(De auteur gaat ervan uit dat oorspronkelijk de stadsmuur aan de zuidzijde liep ter plaatse van de Lange en Korte Smeestraat, Zuilenstraat en Schalkwijkstraat.
Over de Smeetoren schrijft hij o.a. "Oost- en westzijde van de stad hebben beide ook verder zuidwaarts een poort gehad.
Voor den westkant weten wij dat uit Buchelius' stadsbeschrijving van omstr. 1600, gedrukt Bijdr. en Meded. v.h. Hist. Gen., 27e dl.
Hij zegt (p. 163, in 't Latijn) van den Smeetoren, dat aldaar het uiterlijk van dichtgemaakte poorten verschijnt, en men moet hem toegeven,
dat de plek voor een doorgang niet ongeschikt was. Bovendien teekent Van Schayck in 1539 op zijn kaart een wegje buiten de stad dat ophoudt
aan de gracht tegenover den Smeetoren. Na c. 1210 heeft er dus bij den Smeetoren een tijdlang een door dezen gedekte poort bestaan")
- Registervermelding MOU: "Twee 19e eeuwse schilderijen met de Smeetoren en de Geertekerk - J.A.L. de Meyere", in: Maandblad Oud-Utrecht, 1986, blz. 75.
- "Tekeningen van oude meesters bij Christie's". In: Utrechts Nieuwsblad, 23-11-1991, blz. 25 (Veiling van o.a. een tekening van Herman Saftleven van het Geertebolwerk te Utrecht)
- Hulzen, dr. A. van, "Gilde van de smeden (Utrecht als vestingstad (53))". In: Stadsblad Utrecht (huis-aan-huisblad), 26-05-2004, blz. 11